Nou, daar is ie dan. De volgende oliecrisis. Volgens het IMF zal de wereld er
geen last van hebben zolang de prijsstijging van korte duur is. Volkomen
correct. Maar van korte duur?
Een groot gedeelte van het Arabisch sprekende deel van de wereld is aan een
transitieperiode begonnen waarvan niemand kan zeggen hoelang die gaat duren.
Denk maar niet dat als een paar leiders opstappen, het dan weer voorbij is.
Libië en Saudi-Arabië
Als gevolg van de onrust in en vlakbij belangrijke oliegebieden is de prijs
van een vat ruwe olie opgelopen tot boven de honderd dollar – zie deze
grafiek (1).
De olieproductie in Libië is behoorlijk terug gelopen, maar dat is niet de
meest verstorende factor. De verlaging bedraagt ongeveer een half miljoen
vaten per dag, maar dat is onvoldoende om de olieprijs zover op de stuwen.
Bovendien heeft Saudi Arabië laten doorschemeren de productie te willen
opvoeren om het economische herstel in de wereld niet al te veel te schaden.
Besmettingsangst
Maar als ze dat echt willen moeten ze olieprijs fors in bedwang houden, want
elke tien dollar verhoging schaaft 0,25 procent van de economische groei af.
De recente en plotselinge prijsstijging heeft dus veel meer te maken met de
angst dat de conflicten zich verspreiden naar andere olierijke gebieden in
het Midden Oosten. Dat brengt grafiek 1 ook duidelijk in beeld.
Maar dezelfde grafiek laat ook zien dat de olieprijs zich vanaf midden 2010 in
een opgaande trend bevond. En dat heeft alles te maken met de olieconsumptie
in de periode dat de wereldeconomie zich in een herstelfase bevond en dat de
olieconsumptie vanuit de emerging markets booming was.
Aantrekkende vraag
Wij durven rustig te stellen dat de olieprijs zonder Noord-Afrika ook wel
boven de honderd dollar gekomen zou zijn. De olieconsumptie steeg in 2010
met 3,3 procent en dat was de grootste stijging sinds 2004.
De OPEC verzuimde echter haar productie daarop aan te passen. In de tweede
helft van 2010 was de vraag derhalve ongeveer 1,1 miljoen vaten per dag
groter dan het aanbod. Dat is de fundamentele reden van de stijging. Zet het
economische herstel zich voort zoals nu, dan zal de olieconsumptie nog
steeds sneller groeien dan de productie.
De verwachting is dat de totale energie consumptie dit jaar zal stijgen van
6,7 procent tot 7,9 procent van het wereldwijde bnp. In de opkomende landen
is dit cijfer thans 13 procent en dat is twee maal zoveel als in de landen
van de Oeso.
In 1980 was de energieconsumptie wereldwijd 9 procent van het mondiale bnp en
in 2008 op 13 procent. In beide gevallen volgde een zware recessie. De
voorraden zullen over de komende vier jaar geleidelijk afnemen tot het
niveau van 2008 - zie deze
grafiek (2).
Kansen olieproducenten
Hoe moet je als belegger hiermee omgaan? Wel, elke beweging schept kansen. Deze
grafiek (3) laat zien welke sectoren gunstig of ongunstig reageren op
een piek in de olieprijs. Het zal duidelijk zijn dat oliemaatschappijen met
veel concessies enorme boekwinsten zullen maken.
Raffinaderijen hebben het moeilijker omdat ze duurdere olie moeten inkopen,
net als chemische bedrijven. Maar het merendeel van de oliemaatschappijen
zal profiteren van een oplopende olieprijs.
Dreiging herstel
Het punt is alleen dat de recente stijging een gevaar vormt voor het
economisch herstel, dat nog steeds niet vast in het zadel zit.
De Saudi’s begrijpen dat, want als het herstel stottert, doet de vraag naar
olie dat ook. Dus zullen ze proberen de prijsstijging te dempen. De vraag is
alleen of ze dat ook kunnen als de politieke conflicten straks bij hen de
kop opsteken. Je weet het maar nooit.
'Rob Putter is zelfstandig vermogensadviseur voor financieel adviesbureau Uniquest.
De informatie in deze column bevat geen individueel beleggingsadvies of
aanbeveling tot het doen van bepaalde beleggingen.
Lees ook:
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl